Wat is het verschil tussen autisme en hoogbegaafdheid?
- johansamson
- 25 mrt
- 7 minuten om te lezen

Dit lijkt een makkelijke vraag, doch het antwoord is niet altijd zo eenvoudig. Belangrijk is om in geval van twijfel een team van deskundigen in hoogbegaafdheid en in autisme onderzoek te laten doen om een correcte diagnose te kunnen stellen.
Wanneer het onderzoek gericht is op één bepaalde diagnose zal soms een misdiagnose gesteld worden. Een verkeerde diagnose kan heel vervelende gevolgen hebben. Door een onaangepaste aanpak kan een kind zich angstig, boos of gefrustreerd gaan voelen, wat de situatie alleen maar erger maakt. Zowel autisme als hoogbegaafdheid vereisen een verschillende aanpak of begeleiding!
Een autismespectrumstoornis (ASS) en hoogbegaafdheid (HB) zijn twee heel verschillende dingen. Toch worden ze dikwijls door elkaar gehaald. Dat ze toch zo vaak met elkaar verward worden is niet zo vreemd. Dit heeft te maken met gedragingen die zowel bij hoogbegaafdheid als bij ASS gezien worden.
Een autismespectrumstoornis (ASS) komt voor bij kinderen met alle intelligentieniveaus, dus ook bij hoogbegaafde kinderen, dan spreken we van dubbel bijzondere kinderen. Toch hebben niet alle kinderen die hoogbegaafd zijn ook een autismespectrumstoornis.
Om het verschil te begrijpen moeten we eerst beiden wat beter leren kennen. Ik probeer jullie kort uit te leggen waar er overlappingen zijn en waar de verschillen zitten.
Hoogbegaafdheid vs Autisme
Hoogbegaafdheid:
Naast het hebben van een IQ van 130+ blijkt uit onderzoek dat hoogbegaafde kinderen kritisch en perfectionistisch zijn en vaak een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel hebben. Daarnaast spreekt Dabrowski ook over overexcitabilities. Die later zelfs door Dr. Michael Piechowski als indicatoren voor hoogbegaafdheid worden benoemd. Renzulli spreekt ook over creativiteit, het vermogen om originele ideeën te bedenken, out-of-the-box te denken, en nieuwe oplossingen te vinden.
Wanneer deze karakter of zijns-eigenschappen sterk aanwezig zijn, kunnen kinderen onbuigzaam of rigide overkomen. Dat zijn ook eigenschappen die je vaker ziet bij kinderen met ASS.
Autismespectrumstoornis: De DSM 5, soms wel de Bijbel van de psychiaters genoemd, geeft een duidelijke omschrijving weer die de kenmerken van autisme beschrijft. Namelijk: [1]
Blijvende tekorten in de sociale communicatie en interactie, zoals blijkt uit: tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid , tekorten in het voor sociale omgang gebruikelijke non-verbale communicatieve gedrag en tekorten in aangaan, onderhouden en begrijpen van relaties
Beperkte zich herhalende gedragspatronen, beperkte interesses en activiteiten, zoals blijkt uit: stereotype of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak, hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, star gehecht aan routines of geritualiseerde gedragspatronen, zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn, over- of onderreageren op zintuiglijke prikkels of ongewone belangstelling voor zintuiglijke aspecten van de omgeving
De verschijnselen zijn aanwezig vanaf de vroegste kindertijd (maar worden soms pas later onderkend).
De verschijnselen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke levensgebieden.
De stoornissen kunnen niet beter verklaard worden door een verstandelijke beperking of globale ontwikkelingsachterstand en de sociale communicatie moet minder zijn dan past bij het cognitieve niveau.
Hoe het verschil zien?
Een gelijkenis tussen kinderen met een autismespectrumstoornis en hoogbegaafde kinderen is de soms heftige reactie op onverwachte gebeurtenissen en plotse veranderingen. Zowel bij kinderen met ASS als bij kinderen met HB kan een plotse verandering in de structuur of planning tot de nodige conflicten leiden. Belangrijk te onthouden is dat de onderlinge aanleiding hiertoe meestal anders is!
Kinderen met autisme houden van voorspelbaarheid omdat ze hierdoor meer grip en controle voelen over hun leven. Een verandering zorgt voor een gevoel van angst en onzekerheid.
Bij hoogbegaafde kinderen komt de hevige reactie meestal voort uit hun hoge rechtvaardigheidsgevoel (zijnskenmerk). Deze kinderen vinden het bijvoorbeeld oneerlijk dat ouders hun afspraken niet nakomen en voelen zich oneerlijk behandeld. Het spreekt voor zich dat de reactie van de ouders of leerkracht totaal verschillend zou zijn bij een correcte diagnose.
Er wordt wel eens gezegd dat hoogbegaafde kinderen en zelfs volwassenen sociaal gehandicapt zijn. Hun sociale vaardigheden lijken onvoldoende ontwikkeld en wanneer we ze zien omgaan met leeftijdsgenootjes merken we op dat ze zich vaak erg onhandig gedragen. Ook dit lijkt op het gedrag bij kinderen met ASS, maar ook hier is de oorzaak van het gedrag verschillend.
Wanneer we hoogbegaafde kinderen samen plaatsen met een ontwikkelingsgelijke merken we dat dit stuntelige sociale gedrag wegvalt. Samen kunnen ze uren praten met elkaar nu ze zich niet proberen te conformeren aan de andere. Hoogbegaafde kinderen verkiezen, tenminste als ze in een growth-mindset zitten, meestal contact met oudere kinderen of volwassenen.
Ik merk op dat heel veel hoogbegaafde kinderen zichzelf als niet sociaal omschrijven. Buitenbeentjes, eenzaten, enz. De stralende, sprankelende ogen die ze hebben wanneer ze deelnemen aan een activiteit met andere HB-kinderen geven duidelijk aan dat de sociale capaciteiten wel aanwezig zijn in deze kinderen, doch de omgeving dit niet altijd aanmoedigt. Deze kinderen verlangen naar diepgaande sociale contacten en hunkeren naar verbinding.
Kinderen met autisme zijn vaak ook buitenbeentjes of eenzaten. Het verschil is dat we bij hen spreken van een beperkt inlevingsvermogen. Ik wil meteen verduidelijken dat inlevingsvermogen niet hetzelfde is als empathie. Kinderen met autisme kunnen wel empathisch meevoelen met iemand. Ze voelen zich ook droevig wanneer ze bijvoorbeeld een ouder verdrietig zien. Zich niet goed kunnen inleven betekent dat ze niet steeds doorhebben hoe een ander zich voelt, of hoe hun gedrag een effect heeft op de andere.
Kaziemierz Dabrowski[2] had het over overexciabilities of prikkelgevoeligheden. Hij verdeelde ze onder in psychomotorisch, zintuiglijk, intellectueel, verbeelding of voorstellingsvermogen en emotionele hogere prikkelgevoeligheid. In feite haalde hij onder andere de hoog sensitiviteit aan waarmee hoogbegaafden door het leven gaan. Meer nog, hij sprak van emotionele hoog sensitiviteit. Dit betekent dat hoogbegaafden net heel makkelijk de emoties van anderen waarnemen en aanvoelen. Dit in tegenstelling tot kinderen met autisme waar enkel sprake is van de hoog gevoeligheid voor zintuigelijke prikkels.
De emotionele prikkelgevoeligheid waarover Dabrowski schreef betekent dat een HB-kind zich erg goed kan inleven in anderen. Deze kinderen kunnen gemakkelijk gevoelens van anderen over nemen, intense emoties laten zien en veel aanvoelen.
Kinderen met autisme kunnen ook intense emoties laten zien, maar dit komt niet voort uit een emotionele prikkelgevoeligheid, maar zijn vaak een gevolg van frustratie en een mindere emotieregulatie.
Zowel het hoogbegaafde kind als het kind met autisme vindt het erg belangrijk dat alles eerlijk en rechtvaardig verloopt.[3] Regels geven hun duidelijkheid en structuur, waardoor ze hier graag aan vasthouden. Wanneer anderen zich niet aan de regels houden schept dit onduidelijkheid en zullen ze hier iets van zeggen of dit tonen in hun gedrag. (Acting- Out)
Hoogbegaafde kinderen zullen hier eerder emotioneel betrokken bij zijn, kinderen met autisme meer dwangmatig.
Iets waar hoogbegaafde kinderen en kinderen met autisme soms nog op elkaar lijken is in het stellen van vragen. Kinderen met autisme willen graag weten wat er gaat gebeuren. Deze voorspelbaarheid zijn als het ware handvaten of een houvast voor hen om om te gaan met het leven. Ze hebben een grote drang naar duidelijkheid en de nood aan structuur.
Hoogbegaafde kinderen zijn kritisch en perfectionistisch. Dit kan ervoor zorgen dat deze kinderen graag willen weten waar ze aan toe zijn, zodat ze zo goed mogelijk aan de gestelde verwachtingen kunnen voldoen. (Zowel de intrinsieke als de excentrieke verwachtingen)
Door de snelheid van hun denken, en hun creatieve wijze van denken, kunnen ze op zeer korte termijn zelf veel mogelijke antwoorden bedenken op een vraag of verwachting. Dit kan ze angstig en onrustig maken waardoor, ook zij, vele vragen gaan stellen om zichzelf gerust te stellen. Wetende dat ze de situatie zullen kunnen onder controle hebben.
Anderzijds stellen hoogbegaafde kinderen ook enorm veel vragen om dingen te gaan begrijpen. Vanuit hun oneindige leerhonger proberen ze dingen te begrijpen.
Zoals je merkt hebben beide typen kinderen veel vragen en dus antwoorden nodig. Bij kinderen met autisme kan het raadzaam zijn als de ouder of leerkracht de krijtlijnen gaat uittekenen om zo het kind tot rust te brengen. Ook bij hoogbegaafde kinderen dienen de zorgfiguren de leiding te blijven nemen. Maar hier zal de kritische ingesteldheid van het hoogbegaafde kind deze leiding niet zo snel aannemen en deze in vraag stellen. Nog steeds uit een gevoel van angst of leerhonger, niet als een persoonlijke aanval op je individu. Kwaad worden maakt bij beide kinderen de situatie alleen maar erger.
Zowel kinderen met autisme als hoogbegaafdheid nemen de wereld anders waar. Autisme en hoogbegaafdheid zijn geen handicap, is niet iets dat we moeten genezen of dat kinderen nog moeten leren. Hun unieke wijze van de wereld te ervaren is net bijzonder en leerrijk. Wel hebben deze kinderen nood aan begeleiding om deze bijzondere talenten te leren integreren in onze dagdagelijkse maatschappij die soms erg verschilt van hen.
Anders zijn is net een talent, een gave, een geen beperking of reden om jezelf minderwaardig te gaan voelen!
Deze sensorische prikkelgevoeligheid is kenmerkend voor zowel kinderen met autisme als voor hoogbegaafde kinderen. Vaker hebben ze last van hard geluid, fel licht, geuren of bepaalde texturen en smaken in het eten. Indrukken of prikkels komen veel intenser binnen dan bij het modale kind, waardoor ze in sommige gevallen moeite hebben deze prikkels te verwerken. In een klaslokaal zal zowel een kind met autisme als een hoogbegaafd kind er bijvoorbeeld veel last van hebben als er veel geluid in het lokaal is.
De verbeeldende prikkelgevoeligheid bij hoogbegaafde kinderen zal vaak niet te merken zijn bij kinderen met autisme. Hoogbegaafde kinderen hebben veel fantasie, bedenken graag nieuwe spelletjes en kunnen levendig dromen. Dit in tegenstelling tot bij kinderen met autisme waarbij beeldende fantasie moeilijker verloopt. Dubbel bijzondere kinderen die zowel autisme- als hoogbegaafdheidskenmerken hebben, kunnen wel fantasie en creativiteit laten zien.
Als laatste die ik wens te vernoemen is er nog de psychomotorische prikkelgevoeligheid die bij kinderen met hoogbegaafdheid opgemerkt wordt. Deze kinderen hebben vaak veel energie in zich, praten veel en snel en kunnen moeilijk stil zitten. Deze gevoeligheid merken we veel minder op bij kinderen met autisme. Die eerder weinig praten en zich rustig op zichzelf kunnen bezighouden.
Als hoogbegaafde kinderen een grote psychomotorische onrust laten zien dan wordt vaak gedacht aan ADHD. Dit is dan ook een andere misdiagnose die vaak voorkomt bij hoogbegaafde kinderen. Ik raad iedereen aan om bij een diagnostisch onderzoek naar ADHD ook onderzoek te doen naar hoogbegaafdheid. Ik merk op dat hoogbegaafde kinderen wel kunnen stilzitten als ze voldoende intellectuele uitdaging krijgen. Wanneer ze zich interesseren in iets verdwijnt de fysieke onrust en het gebrek aan concentratie. In tegendeel, deze kinderen kunnen zich dan net erg lang met iets bezighouden. Want dan weer kan verward worden met de fixatie op een onderwerp dat we bij kinderen met autisme opmerken. Beiden zullen ze alle feitjes op kunnen noemen, maar bij hoogbegaafde kinderen zal het verder gaan dan de feiten en zij zullen zich emotioneel meer betrokken voelen bij het onderwerp.
Besluit
Zoals je merkt valt de verwarring tussen autisme en hoogbegaafdheid te begrijpen. Toch is het zeer belangrijk om te weten hoe jouw kind in elkaar zit om het op zo een constructief mogelijke manier doorheen het proces van opgroeien te begeleiden. Vanuit het Claro expertisenetwerk doen we er dan ook alles aan om door middel van een multidisciplinaire aanpak elk kind en elke volwassene de nodige zorg op maat te bieden.
Voor verdere vragen mag U me steeds contacteren.
Johan Samson
[1] Bron: DSM-5
[2] Zie de Positieve Desintegratietheorie van Dabrowski
[3] Zie de theorie van Prof. Tessa Kieboom
Comments